slide2.jpg

PACT voor Kindcentra onderzoekt!PvK onderzoekt

Wat vinden ouders en kinderen van kindcentra? Hun ervaringen zijn nog niet systematisch onderzocht. De Kennistafel van PACT voor Kindcentra wil weten hoe kinderen en ouders het leven en leren in een kindcentrum ervaren en vroeg het Lectoraat Jeugd, Educatie en Samenleving van de Hanzehogeschool Groningen dat te onderzoeken.

 Integrale kindcentra (IKC’s) bestaan een jaar of tien in Nederland en deze ontwikkeling is niet te stoppen, concludeert Oberon na onderzoek (2019). De condities waaronder kindcentra zich moeten ontwikkelen zijn verre van ideaal. Toch zijn kindcentra in de praktijk enthousiast over hun innovatieve manier van werken. Ze hebben de indruk dat zowel de kinderen, de ouders als de professionals meerwaarde ervaren van het werken volgens de principes, uitgangspunten en bouwstenen van een kindcentrum zo blijkt uit onderzoek van het Kohnstamm Instituut uit 2018. Maar wat vinden ouders en kinderen eigenlijk? Dat vraagt om onderzoek.

Het onderzoek van de Hanzehogeschool wordt uitgevoerd onder kinderen (en hun ouders) die tot hun 12e jaar op een integraal kindcentrum hebben gezeten dat een koploper in IKC-ontwikkeling genoemd kan worden en waar kinderen hun basisschooltijd (of langer) hebben doorgebracht. Alhoewel het onderzoek nog in volle gang is, wil onderzoeker Dorien Petri alvast een inkijkje geven in haar bevindingen.


Wat houdt het onderzoek in en waar zijn jullie naar op zoek?

“Via dit onderzoek zijn we op zoek naar de verhalen van kinderen en hun ouders over hun ervaringen met het leven en leren op een kindcentrum. Door deze verhalen op te halen en te analyseren willen we te weten komen wat - vanuit het perspectief van kinderen en ouders - de werkzame factoren zijn van een IKC. Ik was heel erg benieuwd naar de stem van ouders en kinderen, zowel naar hun positieve als negatieve ervaringen.”

“We interviewen jongeren die nu op het voorgezet onderwijs zitten en kunnen terugkijken op hun tijd op het IKC. Daarbij komen zaken aan bod als: ‘Wat heb ik nu niet meer dat ik daar wel had en wat mis ik daarvan het meest’. Ik vraag ze om een cijfer te geven van hun IKC-tijd en vraag dan door: waarom dit cijfer, wat was fijn, wat was er minder fijn. Ook vraag ik ze om te kiezen uit zeven kaartjes. Welke spreekt je aan, welke past bij dit IKC en wat wil je daar over vertellen. De kaartjes zijn de bouwstenen en pijlers van een IKC zoals het gebouw, leren op maat voor ieder kind, breed aanbod & brede doelen en kindnabije hulp. Vanuit hun ervaringen en met het horen van de emotie die daarbij hoort, kunnen we bepalen wat wel werkt voor hen en wat minder.”


Wat houdt de gebruikte techniek van ‘narratieve storytelling‘ in?

“Door open vragen te stellen en door te vragen naar voorbeelden krijgen we het verhaal boven tafel. Dat verhaal analyseren we vervolgens. Het voordeel van een ervaringsverhaal is dat het bij het vertellen ook veel minder het gevoel geeft van goed of fout. Dat maakt de kans op sociaal wenselijke antwoorden kleiner. Het gaat immers minder om een mening en meer over de ervaringen. Er wordt gevraagd naar verhalen over concrete situaties en emoties en die verhalen zeggen veel over de individuele beleving van mensen. Deze vorm van onderzoek maakt dat je op zoek kunt naar een verhaal dat een reflectie weergeeft van de manier waarop een kind of ouder ervaringen interpreteert.”


Op dit moment zijn 17 kinderen en 16 ouders vanuit 4 verschillende IKC’s geïnterviewd. Wat valt je op in het onderzoek?

“Over het algemeen is men heel lovend en positief over ‘hun’ kindcentrum. Onderwerpen als het hebben van vrijheid, autonomie, leren plannen en het leren op maat komen daarbij veel terug. Ook dat je zelf kunt bepalen: ‘wat wil ik nu doen’, ‘wat kan ik nu doen’ en het feit dat je niet wordt vergeleken met een ander, maar met je eigen ontwikkeling, maakt dat kinderen en ouders met enthousiasme terugkijken op hun tijd op het IKC. Ook de openheid en de open ruimtes worden daarbij vaak als positieve punten genoemd.”

“Leerlingen ervaren tegelijkertijd de stap naar de middelbare school vanuit een IKC als een flinke overgang. Daarbij komen verhalen naar boven over: ‘Hoe maak je toetsen?’ ‘Hoe leer je leren dat past bij deze school?’ en ‘Hoe wen je aan 50 minuten in één lokaal?’. Kinderen ervaren dat er anders met hen wordt omgegaan, dat er minder keuzes zijn om te maken. Je ziet dat ze echt tegen dingen aanlopen, maar ik vind het in dit stadium van het onderzoek lastig om te zeggen wat daarbij IKC gerelateerd is en wat te maken heeft met de overstap van basisonderwijs naar de middelbare school die voor alle leerlingen best groot is. Daar kom ik nog op terug…”